Dit kleine pand was niet belast met een hertogcijns. De reden hiervoor kan zijn dat de Kruisstraat pas later ontstaan is en aan deze zijde oorspronkelijk de stadsmuur stond. Het is ook mogelijk dat de cijnsheffing ontbrak, omdat het pand mogelijk het tweede achterhuis op het erf van Visstraat 20 was. Gezien de knik in de rooilijn lijkt deze laatste optie aannemelijk. De knik is vermoedelijk het gevolg van de loop van de stadsmuur. Na de sloop van de muur is er een kelder aangelegd, waarschijnlijk met gebruikmaking van de afkomende stenen. Restanten van deze tongewelfde kelder zijn in 1948 aangetroffen. De voorgevels zijn mogelijk op de onderbouw van de stadsmuur gefundeerd. Over de rest van het pandje is weinig bekend. Uit een litho van G.J. Bos uit 1860 blijkt dat beide achterhuizen van het hoekpand Visstraat 20 een gemeenschappelijke langskap hadden. De beide verdiepingsbalklagen lagen echter niet op gelijke hoogte. Tegen de gemeenschappelijke tussenmuur liep een rookkanaal. | 419 |
v. Rijckevorsel, achterhuis, drie ramen608. "Den Otter". | 46 |
1881 | A. Werten (onderwijzer) - J. Werten (beeldhouwer) |
1908 | Chr. van Beugen (slagersbediende) |
1910 | W. Damen (koetsier van G. en L.) |